Skip to content

21 mei

Een mooi cadeau

Wij zijn een doodgewone Belgische familie. We zijn bescheiden en kunnen met iedereen goed overweg. We hebben een groot respect voor hen die ons besturen, helemaal in een crisis zoals vandaag. We weten dat de regering bestaat uit slimme mensen die het beste met ons voor hebben. We weten dat ze zich laat adviseren door wetenschappers. Daar hebben we nog meer respect voor.

Als de regel zegt dat we 1 meter 50 meter afstand moeten bewaren, bewaren we 1 meter 50 afstand. Als dat morgen 2 meter 34 zou zijn, schuiven we 84 centimeter verderop. Wij houden ons aan regels. Als anderen dat niet doen, zoals onze overburen die elke vrijdag een borrel geven voor een man of twintig, ergert ons dat. Het liefst zouden we ze verklikken. Maar pas las ik dat je dan een fascist bent. We willen wel goede burgers zijn, maar geen fascisten. Dus bellen we niet.

Een doodgewone familie zijn we, maar samengesteld. Ik heb één zoon uit mijn eerste huwelijk, Enzo. Enzo woont aan de andere kant van de taalgrens vanwege Céline. Wij hebben niets tegen Franstaligen, want wij zijn echte Belgen. Céline spreekt heel charmant Vlaams. Dat is goed, mijn Frans is roestig. Céline verwacht mijn eerste kleinkind.

Ook Veerle heeft een kind uit haar eerste huwelijk, Kelly. Kelly is zeventien en woont bij ons. Ze is razendslim. Nog een jaar en ze gaat studeren aan de universiteit. Ze wilde altijd fysica doen, maar sinds een maand of twee wil ze epidemiologe worden.

Kelly’s vader woont een paar straten verderop in het dorp. Meestal, maar niet nu, vliegt hij de wereld rond. Een typische superverspreider, als je het mij vraagt. Om zijn dochter heeft hij zich nooit bekommerd. Ik kan hem wel schieten.

Samen hebben we twee jongens. Theo is 10 en verzot op voetbal. Pas liet hem ik een youtube-filmpje zien waarin Diego Maradona de bal hoog houdt op de muziek van Live is Life. Sindsdien probeert Theo dat ook, in de tuin, goddank zonder muziek. Ideaal voor de lockdown. Zijn record is 12.

Oskar, de jongste, is zes en verveelt zich stierlijk. Gelukkig mag hij nu weer naar school. Kelly en Theo nog niet. Dat verschil snappen we niet zo goed, maar we weten dat daar goed over is nagedacht.

We hebben nog drie ouders. Mijn moeder is verleden jaar tachtig geworden en woont nog steeds zelfstandig. Bomma is een ouderwetse grootmoeder die opleeft als ze haar kleinkinderen ziet. Zeker sinds mijn vader zes jaar geleden overleed heeft ze de tijd lang, zou Céline zeggen.

Wat een verschil met Veerles ouders! Grootouders tegen wil en dank, denk ik soms. Papsi en Nanny willen ze genoemd worden. Allebei zijn ze nog net geen zeventig en ergerlijk actief. Vooral Nanny, met haar dat te lang en te blond is, wil haar leeftijd niet waar hebben. Je bent zo jong als je je voelt, zegt ze, en perst zich dan in te strakke broeken en te korte rokken.

Ik mopper graag over mijn schoonouders, maar nooit hardop. Als ik Kelly’s vader niet meetel (en waarom zou ik dat doen?) zijn we een harmonieuze familie. Nooit valt er een onvertogen woord. We zien elkaar graag.

Dus waren we dolblij toen mevrouw Wilmès de nieuwe contactregels bekend maakte. We mochten nu vier mensen ontvangen of bezoeken. Wat een mooi cadeau, en dat nog wel voor Moederdag! Waarom 4, vroegen ze aan mijnheer De Croo, de vice-premier. Dat getal kwam van de experts, antwoordde hij een beetje kribbig. Natuurlijk, zoiets komt uit wetenschappelijke berekeningen! Dat brutale gevraag ook altijd – konden ze zo’n man niet met rust laten?

Wij waren met zijn vijven, maar ik voorzag geen probleem. Theo zou achterin de tuin de bal hoog houden, meters van ons vandaan. Wij zouden Bomma, Nanny en Papsi en ook Enzo uitnodigen. Zelf had ik Céline liever gezien dan Nanny of Papsi, of zelfs dan mijn eigen zoon, maar hoe vertelde ik dat aan Veerle? En Céline, schat als ze was, zou het vast begrijpen.

Zo zouden 2 bubbels samensmelten. Niemand uit onze nieuwe bubbel mocht nog naar iemand anders. Ik vond een stuk dat dat goed uitlegde. 4+4=8, zo groot werd de nieuwe bubbel. Zou één persoon in die bubbel besmet zijn, dan liepen ook de andere 7 risico. Zou iemand uit de besmette bubbel nu toch naar een nieuwe bubbel gaan, dan waren er al 8+8-1=15 risicogevallen. Min één, want die ene persoon speelde immers in 2 bubbels.

Kijk, dat snapte ik nou goed. D’r stond ook een plaatje bij met poppetjes, dat maakte de som nog makkelijker.

Maar Kelly vond het een dom plaatje. ‘Stel dat jij 4 mensen uitnodigt en elk van hen gaat bij 3 anderen op bezoek, die ieder ook weer 3 mensen bezoeken, enzovoorts. Dan krijg je een meetkundige reeks.’ Ze pakte een stuk papier en schreef het uit. ‘Na 6 bezoekrondjes zit je al op 4 * (36 – 1)/2 = 1456 contacten. Het gaat echt heel snel,  Pluspapa’, lachte ze.

Ze schudt die dingen zo uit haar mouw. Vreselijk slim is ze. Ik had nooit haar vader kunnen zijn. Ik zie haar ooit nog wel zoiets doen als meneer Van Ranst of meneer Van Gucht.

Veerle stormde binnen. Ze had meneer Van Gucht horen zeggen dat je maar beter kon samensmelten met één ander huishouden, niet meer. Dat vonden we gek. De regels waren toch zo duidelijk. Waarom zei meneer Van Gucht dan wat anders dan mevrouw Wilmès en zei mevrouw De Block (de minister die voor dokter heeft geleerd) weer wat anders? Maar bij twijfel geloven wij meneer Van Gucht. Die is viroloog en professor.

We keken elkaar aan. Eén ander huishouden, dan was de keuze snel gemaakt: Bomma.

Juist toen belde Céline: ‘Bonpapa, morgen wij komen af naar jullie. Is dat geen verrassing?’. Een verrassing was het zeker, maar ik legde haar nog eens goed de regel van 4 uit, mompelde wat over meetkundige reeksen, zei dat we eerst nog aan Enzo gedacht hadden, maar toen…verder kwam ik al niet meer. De lijn was dood. Céline was zo prikkelbaar de laatste tijd.

Veerle videobelde met haar ouders. Papsi’s reactie was ijzig. Hij stond direct op en beende uit beeld, te snel, te driftig. Nanny begreep het gelukkig helemaal. Maar ze barstte in tranen uit en daar is Veerle nou net allergisch voor. Het liep snel uit de hand en ik herkende mijn Veerle niet meer. “Dramaqueen!”, was het laatste dat ze tegen haar moeder zei en toen was het gesprek over.

Veerle was in alle staten. Zo’n lockdown doet wat met een mens. Het was maar goed dat ik het hoofd zo koel hield. Later, toen ze kalmer was, verraste ze me weer. ‘Guy, misschien moeten we die regel van 4 niet zo serieus nemen. Professor Hens zegt dat hij ook niet weet waar dat cijfer vandaan komt.’

Professor Hens is een biostatisticus en één van de adviseurs van de regering. Mijnheer De Croo had dus gelogen toen hij zei dat ze naar de experts geluisterd hadden. Ook nu beheerste ik me nog.

Vier was voor ons heilig en bijna te veel, Kelly had me dat zo goed uitgelegd. Kelly, die was al bijna expert. We zouden het haar nog eens vragen.

Maar Kelly was er niet, merkten we nu pas. Bijna twee uur wachtten we op haar.

Pas toen ze terugkwam, verloor ik het. Ik gaf Kelly kamerarrest, ik snauwde Theo toe dat hij nooit Maradona zou worden en moest ophouden met dat idiote getik, ik vertelde Oskar dat hij die school wel kon vergeten. Onze eigen bubbel was gebarsten, niemand was blij, ook Bomma was boos,  en we waren veroordeeld werden tot een bel met een stuk onbenul.

Het was iets later dat ik het huis heb afgeplakt, verzegeld en ingepakt zoals ik ooit een kunstenaar hele parlementsgebouwen heb zien inpakken. Niemand kan eruit of erin. Dat, als je het mij vraagt, is nog eens een slimme lockdown. Van versoepelingen wil ik niets meer weten. Mevrouw Wilmès mag die mooie cadeaus houden.

Waar Kelly geweest was? Bij haar Papa.