Skip to content

17 april

Klikspaan, lafbek

Het moest er een keer van komen. Als ik van mijn wekelijkse boodschappenroutine terugrijd, zie ik ze al van ver. Acht, tien dorpsgenoten, teveel in elk geval. Te dicht bij elkaar, dat ook. De buurtborrel: in strijd met alle voorschriften.

Debbie staat er ook bij. In gewone tijden ontkom je in het dorp niet aan Debbie. Ze dringt zich op, nestelt zich in elk gesprek, onderbreekt het zonder pardon en begint aan haar eigen verhaal. Daar valt geen touw aan vast te knopen: sneller dan wie ook slikt ze haar woorden in, vermengt ze met speeksel en stoot dan een vochtig, onverstaanbaar geslis uit.  

Eén van de zegeningen van zo’n lockdown is dat je Debbie niet langer tegen het lijf loopt. Bovendien staan hier geen testosteronbommen die tegen het plafond aanvliegen, maar gezapige veertigers, vijftigers. Waarom hou je zo’n borrel dan? Dat, zo ongeveer, schiet door mijn hoofd terwijl ik de groep passeer en groet.

Bel ik straks de politie? Ze zullen direct weten dat ik het was, de stugge vreemdeling. Normaal geen verkeerde vent, maar verder geen lol mee te beleven.

Klikspaan, boterspaan, je mag niet door mijn straatje gaan.

Zwijgend laad ik mijn tassen uit, zwaai nog een keer. Misschien belt iemand anders.

Lafbek.