Oversterfte
Ineens gaat het hard. Op één dag verschijnen er drie overlijdensberichten op mijn radar.
Joan Didion, de Amerikaanse schrijfster-journaliste, is een grote naam van wie ik geen woord gelezen had. Nu lees ik hoe ze het ‘ik’, het persoonlijke in de journalistiek bracht. Het kwam haar op kritiek van haar vakbroeders en –zusters kwam te staan. De necrologie in de Süddeutsche Zeitung zegt dat zo :
Das Erzähler-Ich, im deutschen Journalismus weithin verboten, gebrauchte sie als unerlässliches Erkenntnisinstrument.
en trekt verderop de rake conclusie:
Ihre Reportagen sind so gut, weil sie schlechter Journalismus sind.
Die spanning tussen schrijven en journalistiek houdt me al langer bezig en ik weet nu dat ik eens bij Joan Didion moet kijken.
Marijn de Koning was tussen 1978 en 1985 verslaggever bij het NOS Journaal. Dat ze er de eerste vrouwelijke verslaggever was, heb ik nooit geweten. Nu, bij het bericht over haar overlijden, kan ik me haar direct voor de geest halen. Toch had ik sinds 1985, anders dan bij vrouwelijke nieuwslezers uit die tijd als Lous Haasdijk, Audrey van der Jagt en Noraly Beyer, geen gedachte meer aan haar gewijd. Was dat omdat zij, met haar kordate, stevige verschijning, zoveel lijkt op het slag vrouwen dat ik regelmatig tegenkom ? Maar vandaag maak ik het goed en zie ik Marijn, luid en duidelijk.
Het meest raakt de dood van Bernard Dewulf me. Misschien omdat hij een bijna-leeftijdsgenoot was, man bovendien, en zo de meest herkenbare. Maar toch vooral omdat ik een wekelijkse afspraak met hem had, in De Standaard Weekblad, met zijn columns, met zijn rubriek Reflector, waarin hij de actualiteit koppelde aan een beeld uit de kunst.
Dewulf was een scherp observator en eentje die daarbij niet vergat goed te schrijven, poëet als hij was. Uit het leven gerukt: als een artiest die je volgt maar nooit ontmoet hebt sterft, voel je weer hoe akelig passend die uitdrukking is. Je wacht op nieuwe verhalen, composities, films. Tevergeefs, maar het duurt even voordat dat doordringt.
Parkinson, herseninfarct, etalagebenen : geen van de drie is aan COVID-19 gestorven. Tegen beter weten in verwacht ik al sinds het uitbreken van de pandemie dat de gewone dood een pauze heeft ingelast. Het is niet zo en het lijkt er zelfs op dat er de laatste maanden van het jaar altijd meer doden te betreuren zijn, pandemie of niet. Alsof Magere Hein, bevreesd voor zijn eindejaarsbonus, nog snel zijn quotum moet halen.
Oversterfte, die term kennen we allemaal sinds corona. Een raar woord eigenlijk, een statistisch begrip, het aantal doden bovenop wat normaal is. Normaal is nog een gekker woord, eveneens uit de statistiek, maar wat is in gewone taal een normaal aantal doden ? Elke dode is er één te veel. Oversterfte is dus een pleonasme. Toch ga ik eens kijken naar die eindejaarssterfte.