Verplicht, voor wie het wil
Best tevreden is Hubert Bruls. De voorzitter van de Veiligheidsraad en burgemeester van Nijmegen heeft het dan over de naleving van de nieuwe coronavoorschriften in Nederland. Die maatregelen zijn met ingang van vandaag aangescherpt. Ze behelzen een breder gebruik van de coronapas als toegangsbewijs en de terugkeer van de mondkapjesplicht in publieke binnenruimten. Het lijkt geen overbodige luxe: Nederland noteert vandaag het hoogste aantal besmettingen van dit jaar. In West-Europa staat het met die besmettingen al sinds een half jaar in de top van het klassement.
Toevallig zet ik vandaag voor het eerst sinds het uitbreken van de pandemie weer voet in Nederland. De lezingenmiddag waarvoor ik uitgenodigd ben vindt plaats in een achterafzaal in één van die vele monumentale panden die Den Haag rijk is. “Het zaaltje is aan de kleine kant, dus we zouden het fijn vinden als u een mondkapje draagt.”, had de vriendelijke mevrouw van de organisatie me van tevoren gevraagd. Ze konden op me rekenen, had ik haar verzekerd.
In de zaal zitten we gevaccineerd en knus op elkaar. Een enkeling draagt aarzelend het kapje, op zijn kin dan wel. Ik ben een uitzondering en voel me ongemakkelijk. Tussen Breda en Den Haag zie ik verder nog een café en een winkel van binnen, maar nergens mondkapjes. De nieuwe maatregelen zijn probleemloos geslikt, vinden de beleidsmakers en zijn opgelucht. Zonder handhaving is dat ook weinig verwonderlijk. Die mondkapjes zijn hier altijd facultatief gebleven. Onverenigbaar met de volksaard kennelijk, in een land dat bang is voor zijn burgers.