Skip to content

21 april

Mijn zakenvriend Robert moet de vriendelijkste man van het toch al zo vriendelijke Taiwan zijn. Nooit zal hij zich kwaad maken, niet op een instantie, overheid of werkgever, laat staan op een mens. Ook niet op het leven zelf, wat voor streken hem dat ook levert. Als hij praat over de veel te vroege dood van zijn vader, over zijn Chinese vriendin, hoe zij, zijn grote liefde, het met hem uitmaakte omdat haar ouders geen schoonzoon uit een afvallige provincie wilden, lacht hij alleen maar. Hoe goed je ook kijkt, je ontdekt zelfs geen spoor melancholie in die glimlach. Robert ondergaat en accepteert het leven. Soms ben ik daar jaloers op.

Maar sinds een paar maanden is Robert knorrig. Dat begon niet toevallig tegelijk met de virusuitbraak in Europa. Ik kan me wel iets voorstellen bij zijn humeurigheid. Taiwan krijgt jaarlijks enkele orkanen te verduren, rekent daarmee af en van ons krijgt het geen spatje aandacht. Na de SARS-epidemie van 2003 bouwt het land aan het meest effectieve crisisresponssysteem ter wereld en niemand die het opvalt.

Op 31 december van het voorbije jaar, dezelfde dag waarop de World Health Organization het bestaan van een nieuw virus meldt, zet Taiwan dat systeem direct in werking. Tevergeefs klopt het ondertussen bij de WHO aan voor hulp of informatie – het mag immers geen lid zijn van de club. Het land staat er alleen voor, krijgt hooguit tegenwerking vanuit China, en gaat het zelf uitvogelen.

Nu stel ik me Robert voor. Als twee maanden later de eerste coronadoden vallen in Europa, willen al zijn westerse contacten met hem ineens over niets anders dan corona praten. Dan prijzen ze ook de voorbeeldige aanpak van Taiwan. Totdat China er weer een stokje voor steekt.

Dat alles zegt Robert natuurlijk niet. Ik denk het, en hij waarschijnlijk ook. En zo komt het dat het thema corona tussen ons nu al twee maanden taboe is, hoewel we bijna dagelijks met elkaar praten.

Tot gisteren. Hij vertelde me van de drie marineschepen die op 9 april terugkeerden van een goodwillmissie naar Palau, één van de vijftien landen waarmee Taiwan nog diplomatieke betrekkingen onderhoudt. De opvarenden bleven zes dagen in quarantaine, maar gingen toen zonder verdere controles aan wal en zwierven uit over het hele land.

Drie dagen later bleek dat drie van hen besmet waren met het coronavirus, inmiddels is dat aantal  opgelopen tot 27. Alle 700 zeelieden  werden teruggeroepen en opnieuw in quarantaine geplaatst. Tegelijk werden hun omzwervingen in die drie dagen nagegaan. De minister van defensie verontschuldigde zich bij de Taiwanese bevolking. Ook bood hij zijn ontslag aan – leeft zo’n zelfde verantwoordelijkheidsbesef bij onze ministers?

Intussen ontvingen 200.000 Taiwanezen per sms bericht dat ze in de buurt waren geweest van één van de geïnfecteerden. Robert is één van hen. Een besmette marinier is in de supermarkt bij hem om de hoek geweest. Dus werkt Robert nu van huis, meet dagelijks zijn temperatuur. Hij is er niet gerust op, ik hoor het aan hem, ik lees het tussen zijn regels door. Maar we praten weer, ook over corona, hij vraagt of ik wel genoeg beweeg. Alles is weer zoals vroeger. Bijna alles.