Flirten met honderd
Even heb ik nog gespeeld met het idee om een willekeurige eenheid langs de Y-as te zetten. Dat had nog steeds gepast bij de strekking van mijn verhaal. 100 was dan de referentie geweest, bijvoorbeeld de Y-waarde op 7 februari 2020, het beginpunt van de grafiek. Maar ik heb voor de echte getallen gekozen.
De grafiek is genadeloos. Mijn gewicht meet ik altijd ‘s ochtends, schoon aan de haak, vlak na het opstaan, voor de ochtendplas. Ik ben precies in dat soort dingen. Maar hoeveel kilo lichaamsvocht ik daarna ook mag lozen, het lijdt geen twijfel dat ik meer dan 100 kg weeg.
Gladgestreken met een zevendaags gemiddelde ziet het er al niet veel beter uit. Het wordt zelfs alleen maar duidelijker dat ik niet langer flirt met de 100 kg-grens, maar dat ik me er langzaam van verwijder, en in de verkeerde richting.
Wat 2 meter voor de lengte is, is 100 kg voor het gewicht: een magische grens. Ein Zentner, noemde je zo iemand vroeger in het Duits. Dat dacht ik althans, maar het blijkt niet zo eenvoudig te liggen.
Ooit, toen ik nog 100 kg woog, vroeg een vriend me naar mijn gewicht. HIj was ontdaan van mijn eerlijke antwoord. “Honderd, heus?”, vroeg hij, en herhaalde zijn vraag toen nog een paar keer. Hoeveel hij dan wel niet woog, wilde ik weten. De man, zelf niet langer dan 1 meter 70, woog 84 kg. Met mijn gewicht van vandaag en mijn lengte van 1 meter 90 hebben we ongeveer dezelfde Body Mass Index, reken ik snel uit. Ik heb die vriend al lang niet meer gesproken.
Het is 18 december en voornemens dringen zich op. Niet langer dan 5 jaar geleden woog ik nog 97, 98 kg. Dat moet haalbaar zijn. Maar eten is nu een tijdverdrijf geworden en beweginsgvrijheid beperkt. Mijn dorp ken ik beter dan me lief is. Ik wil uitbreken. Verduvelde pandemie.